Ray Anderson is al jarenlang een van de meest spraakmakende trombonisten in de hedendaagse jazzwereld, je hebt natuurlijk namen als Roswell Rudd, Nils Wogram, George Lewis en Nils Landgren die een rol spelen/speelden in de nieuwe jazz. Maar Anderson is toch wel een hele speciale met een oeuvre dat zich beweegt tussen free jazz, blues, funk en straight jazz. Hij groeide op in Chicago en werd al jong beïnvloed door het complete spectrum van de jazzgeschiedenis, van New Orleans tot de vernieuwingen van AACM (Association for the Advancement of Creative Musicians), maar ook door Chicago Blues, Motown, Rhythm & Blues, Motown, folksingers uit de 60’s en rockgroepen. Zijn eerste ervaring met muziek was de Dixieland lp collectie van zijn vader met o.a. de trombonisten Vic Dickenson en Trummy Young. In de 4de klas begon hij samen met klasgenoot George Lewis met het spelen van de ventieltrombone. Zijn muzikale carrière begon in de jaren ’70 bij Anthony Braxton en later in de bands van Barry Altschul, Benny Wallace en Charlie Haden.
Met de Slickaphonics combineerde hij avant-garde jazz uit New York met funky ritmes, hij maakte er 5 albums mee voor Enja en Teldec. Met BassDrumBone liet hij horen dat een strikte structuur en subtiele humor elkaar niet in de weg hoeven te staan. Sinds midden jaren ’90 had hij diverse succesvolle projecten zoals The Alligatory Band, The Lapis Lazuli Band, Slideride (trombone kwartet met Craig Harris, George Lewis en Gary Valente) en The Pocket Brass Band. Hij was ook vaak te horen als solist in andere bands zoals George Gruntz Concert Band, Charlie Hadens Liberation Orchestra, Vienna Art Orch.. Hij ging ook op tournee met artiesten als Dr. John, Luther Allison, John Scofield, Paul van Kemenade, Henry Threadgill en vele anderen.
Anderson heeft zijn eigen stijl en ook een volstrekt herkenbaar geluid, afwijkend van de vaak gepolijste speelstijl van zijn collega’s. Bovendien speelt de traditie van de Marching Bands uit New Orleans en de blues een belangrijke rol in zijn oeuvre. “The Blues doesn’t need an explication, I don’t want to play the blues for the audience, but I can play it with the audience, I love the inclusive power of the blues”, aldus Ray. Met beide voeten stevig geplant op de schouders van de giganten klinkt zijn muziek als een echo van de geest van Louis Armstrong, Albert Ayler, John Coltrane, Duke Ellington en al die vernieuwers wier schittering is verdampt in de duisternis van het geheugen. Ray speelt hier met een drietal topmuzikanten met wie hij al geruime tijd samenwerkt, Steven Bernstein op trompet en schuiftrompet, José Davila op sousafoon en Tommy Campbell op drums en knijpspeelgoed. De band had een toer geboekt in Europa voor maart 2020. Ze waren op de hoogte van de toename van het corona monster, maar geen enkel concert werd afgezegd dus vlogen ze naar Berlijn om de toer te beginnen. Het eerste concert was net buiten Berlijn in Cottbus, maar diezelfde nacht werd de rest van de toer geschrapt. Gelukkig was het concert opgenomen door Berlin Radio en het resultaat is te horen op dit album.
Het enthousiasme spat er vanaf al bij het eerste nummer “Calling in the spirits” met woeste oerwoudkreten van de muzikanten en dan barsten de blazers los als een aanstormende luid jubelende kudde olifanten. Humor is nooit ver weg bij Anderson, dat blijkt wel weer. Het loopt naadloos over in “Yo Cats” dat alles heeft van een marching band uit New Orleans sousafoon en drums bakenen het ritme af en trombone en schuiftrompet zorgen voor het nodige vertier met hun extroverte uitingen, heerlijke muziek die vooral live zoals hier enorm goed tot zijn recht komt. Anderson introduceert vocaal het volgende nummer “Who knows what”, een soortement kruising tussen de Dirty Dozen Brass Band en de Bonzo Dog Band vooral ook door het gebruik van allerlei speelgoed knijpinstrumenten, een dolle boel die zo te horen het Duitse publiek nogal overdondert. Een ietwat serieuzer komen ze over met “Come Sunday” en “Dear Lord”, respectievelijk van Duke Ellington en John Coltrane, nummers die in de handen van dit viertal een geheel eigen lading krijgen die enorm boeit en tot de verbeelding spreekt. Afgesloten wordt er met “Next March” waarin wat gas wordt teruggenomen en er een fraaie kruisbestuiving plaats vindt tussen de blazers, een knap staaltje muziek en het einde van dit heerlijke album. Het is te hopen dat ze hun tournee in Europa alsnog kunnen voltooien.